Pagina:Verdrag van Lissabon (Publicatieblad van de EU, 51e jrg. 9 mei 2008).pdf/352

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

38. Verklaring ad artikel 252 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over het aantal advocaten-generaal bij het Hof van Justitie

De Conferentie verklaart dat indien het Hof van Justitie overeenkomstig artikel 252, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verzoekt om het aantal advocaten-generaal met drie te verhogen (van acht naar elf), de Raad met eenparigheid van stemmen met die verhoging zal instemmen.

De Conferentie komt overeen dat Polen in dat geval, zoals nu reeds Duitsland. Frankrijk, Italië. Spanje en het Verenigd Koninkrijk, een permanente advocaat-generaal zal hebben en niet langer zal deelnemen aan het toerbeurtsysteem; het bestaande toerbeurtsysteem zal dan betrekking hebben op vijf advocaten-generaal in plaats van drie.

39. Verklaring ad artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Conferentie neemt er nota van dat de Commissie voornemens is de door de lidstaten aangewezen deskundigen te blijven raadplegen bij de voorbereiding van haar ontwerpen van gedelegeerde handelingen op het gebied van financiële diensten, overeenkomstig haar vaste praktijk.

40. Verklaring ad artikel 329 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Conferentie verklaart dat de lidstaten bij de indiening van hun verzoek om een nauwere samenwerking te mogen aangaan, kunnen aangeven of zij reeds in dat stadium voornemens zijn artikel 333 toe te passen, dat voorziet in uitbreiding van de stemming bij gekwalificeerde meerderheid, of gebruik te maken van de gewone wetgevingsprocedure.

41. Verklaring ad artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

De Conferentie verklaart dat de verwijzing naar de doelstellingen van de Unie in artikel 352, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een verwijzing is naar de doelstellingen bedoeld in artikel 3, leden 2 en 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en naar de doelstellingen van artikel 3, lid 5, van genoemd Verdrag met betrekking tot het externe optreden op basis van het vijfde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het is derhalve uitgesloten dat met een optreden op basis van artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie alleen de doelstellingen bedoeld in artikel 3, lid 1, worden nagestreefd. De Conferentie wijst er in dit verband op dat, overeenkomstig artikel 31, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, geen wetgevingshandelingen kunnen worden aangenomen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.