hem de hand en zei: "Dank u, meneer Mordtmann, heel veel dank voor gisteren avond. U hebt die geleerde heeren eens flink de ooren gewasschen; en 't was net wat ik zelf gezegd zou hebben,—dat waar mevrouw Lövdahl mee aankwam—van de jongens op de latijnsche school. Want kijk nu mijn Morten eens!—toen hij klein was, was hij wel zoo'n flinke jongen als je maar denken kunt; hij verzamelde zijn koperen skillingen en hielp in het pakhuis. Maar nu,—hij is, God betere het, al bijna zestien jaar! en hij is zoo dom geworden dat ik hem den winkel geen half uur zou durven toevertrouwen,—hij zou er niet eens willen staan. Neen, om dat latijn geef ik niet veel, en was het niet om zijn moeder, dan nam ik hem morgen aan den dag van de school."
Michal Mordtmann wist volstrekt niet wat te antwoorden; en toen een eind verderop in de straat adjunct Aalbom neuriënd voorbijliep, en deed of hij niemand zag, toen begreep hij dàt veel beter.
Maar het was niet alleen de dikke Jorgen Kruse; vele van de welgestelde kleinere kooplui kwamen er met meer of minder voorbehoud voor uit, dat zijn optreden aan het diner van den professor naar hun zin was geweest.
En eindelijk werd het hem licht hoe het in zekeren zin een feest was geweest voor al die