Pagina:Vergif.djvu/112

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
114

"Neen, neen; u begrijpt me niet. Ik denk aan de soda en al die andere stinkstoffen die u bereiden wilt."

"O, u denkt aan het fabrieksplan; maar daar zal vooreerst wel niets van komen."

"Zoo? dat zou me spijten voor u. Carsten zei laatst, dat hij dacht dat de stemming onder de kooplui gunstig was."

"Dacht de professor dat?—ik ben, helaas, tot een ander resultaat gekomen; in elk geval denk ik er over om maar gauw weg te gaan."

"Weggaan?—Van hier?"

"Ja, terug naar Engeland."

"Geeft u de fabriek op?"

"Ja, ten minste vooreerst; ik kan niets uitrichten."

"Maar, daar ben ik allerminst van gediend," riep mevrouw Wenche; "nu ik eindelijk een verstandig mensch heb gevonden, met wien ik kan praten, nu wil hij weg. Dat gaat heelemaal niet aan! Vertel me ten minste wat er in den weg is? Waarom moet u het opgeven? Zijn ze bang voor hun duiten,—die kleine haringkoningen?"

"De kleinste zijn de ergste niet."—

"Zijn het dan de groote huizen die zich achteraf houden? With, of Garman en Worse?"

„Hooger op!"