Pagina:Vergif.djvu/163

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
165

den dag kwam; dat er nog al onverschilligheid voor het werk van de school onder de ouders heerschte. Dat was dan toch in elk geval iets, wat op geen van hen allen van toepassing was; dat kon eerder gezegd worden van de ouders die niet waren opgekomen—bijvoorbeeld mevrouw Lövdahl. Dat was toch al heel gek, waar haar man zelf schoolraad was! Maar zij kwam nu eenmaal nooit waar een goed woord te hooren viel.

Kinderen en menschen stroomden naar buiten in den schoolhof; de brave jongens liepen netjes naast hun ouders met de opgevouwen lijst in de hand, anderen liepen achter het huis om en verscheurden of vertrapten de hunne; enkelen vlogen weg met een gil en een Indianensprong; maar de vier geknipte zwarte jassen volgden onmiddellijk achter het troepje docenten om een glas wijn te gaan drinken daar boven in de huiskamer van den rector.

Abraham ging met zijn vader naar huis. Professor Lövdahl was ontroerd. Terwijl zij naast elkaar liepen, zei hij: Je hebt flink opgepast, Abraham, en ik zie daaruit dat je je best doet om te verbeteren wat niet goed in je was; en daarom zullen we er niet meer over praten. Ik zal ook eens met den rector spreken, opdat hij de zaak niet meer aanroert."

Abraham vloog de kamer binnen en riep: