Pagina:Vergif.djvu/170

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
172

"Dat is eene rare vrijheid!—als Abraham nu werkelijk wenscht aangenomen te worden—"

"Dan komt dat omdat hij nu nog niet beter weet."

"En als hij nu over eenige jaren nog niet beter weet en een vrouw wil nemen van wie je zeker en vast overtuigd bent—zooals je dat altijd bent—dat zij je zoon grenzeloos ongelukkig zal maken—wat dan?"

"Het is waarlijk een plaag om met jou te praten, Carsten! want je haalt altijd alles dooreen."

"Laten we toch niet noodeloos heftig worden. Ik vond juist dat we nu zoo kalm en goed aan 't praten waren over de kwestie. Maar haal ik alles doorheen? Zou het niet mogelijk zijn dat jij in je groote liefde voor Abraham onwillekeurig iets mengt van die tyrannie,—excuseer me—die onafscheidelijk is van alle liefde? Als je nu eens, in je ijver om hem het beste te geven, altijd voor hem zou willen kiezen? terwijl je toch zoo vaak gezegd hebt, dat het het beste voor een mensch is om zelf te kiezen."

"Ik wil graag kalm zijn, Carsten! en het is niet om onaangenaam te zijn dat ik het zeg: maar het is werkelijk zoo gevaarlijk om met jou te redeneeren; je draait me rond en je wijkt af naar alle kanten. Ik heb er nooit aan gedacht om mijn zoon kalm ter confirmatie te laten