Pagina:Vergif.djvu/196

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
198

de brokken en stukken die de arme Osmund op goed geluk af ten beste gaf, wanneer hij een vraag kreeg. Eindelijk meende de proost een draad gevonden te hebben en van daag wilde hij de proef nemen; hij raaakte haastig een kleinen overgang van de Drieëenigheid, om zijn poging in 't werk te kunnen stellen.

"Jij, Osmund Asbjörnsen Sauamyr," begon hij vriendelijk en langzaam om den ander tijd te geven tot zich zelf te komen; "kun jij me antwoorden—mijn jongen!—kun jij me antwoorden op deze vraag: "Welke zijn de zoogenaamde genademiddelen van de Evangeliën?"

Osmund Asbjörnsen Sauamyr zat een oogenblik doodstil; toen begon hij, eentonig maar vast,—en steeds meer zingend, zoo dat hij bijna achter adem raakte:

"Het zijn de rechtvaardigheid van Christus, de vergiffenis van den zondaar, de uitverkorenheid der kinderen, Gods vaderlijke voorzorg, het erfelijk voorrecht, de vrede met God, het kinderlijk vertrouwen, de zoete smaak van Gods liefde, de gemeenschap met God en de moed om te bidden; de verzekering van Gods genade; van verhooring en van hulp in den nood, vooral de krachtige bescherming tegen alle zichtbare en onzichtbare vijanden, het geduld met onze zwakheid en de genadige verschooning gedurende heel ons leven;