Pagina:Vergif.djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
39

"Moet je van daag nog meer leeren, kleine Marius? je hebt den heelen namiddag geleerd; laten we nu voor van daag uitrusten; het is al gauw negen uur."

"Zijt ge nu mal, moeder! Ge weet immers wel dat ik moet leeren!"

"Ja, maar wat heb je dan den heelen avond bij Abraham gedaan?"

"We hebben al het andere geleerd; het is alleen het latijn."—

"Leer je het latijn niet samen?"

"Ja wel—ziet u, dat leeren we ook wel; maar Abraham houdt er niet van om het zoo precies te analyseeren;—dat heeft hij overigens ook niet noodig, want hij kan het toch. Maar ik moet meer leeren, anders wordt Aalbom kwaad en zegt het aan den rector."

"Och—leer niet meer, kleine Marius; het doet je heelemaal geen goed;" zij wilde hem naar zich toe halen; maar daar had hij geen tijd voor; hij trok zich los en greep het boek.

"Kijk, hier beginnen we, moeder: tum vero Phaëton,—nu moet ge elk woord vragen."

De arme mevrouw Gottwald had zich zelf werkelijk het vragen geleerd; maar daar zij geen syllabe van het antwoord verstond, was het voor haar een vrij vermoeiend uiteinde van een drukken dag; en zelfs de bewondering voor de geleerdheid