Pagina:Vergif.djvu/6

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
8

durfde den mond niet open doen; misschien was het wel heel gek en dan zouden ze er allen als gewoonlijk om lachen; het beste was maar om te zwijgen.

De overigen van de achterste bank wachtten met kalme gelatenheid hun lot af. Het waren de grootste en sterkste jongens van de klasse; zij wilden later naar zee en bekommerden zich niet in het minst om een lijst. Er was er maar één bij die het aardrijkskundeboek onder de tafel hield en nog een beetje van de belgische steden en van wat er volgde, trachte te leeren.

Kleine Marius zat braaf in zijn bank en met groote oogen volgde hij oplettend den leeraar, terwijl hij bezig was met iets onder zijn lessenaar—als legde hij ergens knoopen in en als trok hij die met al zijn macht stijf aan.

Er was dus weinig leven in de klasse op dat warme middaguur; ieder was bezig op zijn manier. Sommigen deden niets en zaten met de handen in de zakken in de lucht te gapen; een schreef er latijnsche aanteekeningen achter een berg boeken; een ander had zijn hoofd op zijn armen gelegd en sliep kalm; bij het raam zat er een te staren naar de vier appels van den rector en fantaseerde er over hoeveel er wel aan den anderen kant van den boom zouden zitten, dien hij niet kon zien en in hoe verre het wel mogelijk zou