Abraham Knorr en hij nam zijn geld weg uit Bergen; maar er waren er velen die trachtten uit te vinden wat hij er mee deed.
Daarom had Michal Mordtmann ook moeite met den professor. De onderneming had toch een wetenschappelijk tintje; iets van chemie en iets van geneeskunde; er was in elk geval niemand in de heele stad die die analyses en al dat phosphorzure gezeur begreep, behalve professor Lövdahl. En zoo lang hij zich achteraf hield, zou het niet goed willen marcheeren.
Intusschen was Mordtmann een voortdurend gast van den huize; en toen hij een veertien dagen in de stad was geweest, gaf de professor een groot diner ter zijner eer.
Mevrouw Lövdahl was erg teleurgesteld in Mordtmann. Hij was een jaar of vier jonger dan zij; maar zij kon zich hem uit Bergen heel goed herinneren als een levendig jongmensch, geestdriftig aanhanger van het oude Noorsch, kampioen voor de vrouw, voor het volk en voor al wat daarmee in betrekking staat.
Nu verscheen hij weer, maar als een stijf Engelschman die den heelen dag rondliep en met vervelende lui over soda en beenderenmeel sprak. Zij had nauwelijks tien woorden met hem gewisseld; en mevrouw Wenche vond hem in verhouding tot zijn leeftijd buitengewoon saai.