wat er voorvalt achter de dikke schoolmuren."
Procureur Kahrs had rustig zijn Benjaminsportie van het diner zitten te verteeren; terwijl hij zich amuseerde met te luisteren naar dit levendig twistgesprek tusschen zoo geheel onjuridische persoonlijkheden .
Nu er zich langzamerhand een grootere kring in de kamer van de vrouw des huizes verzamelde, begon hij te denken dat het wel het juiste moment kon zijn om een beetje methode en logica in het gesprek te brengen.
"Er was in het laatste antwoord van mevrouw een uiting, die mij aanleiding geeft tot een vraag!" zoo begon hij met een spottenden ernst op zijn rose en blank gezicht;—het was immers maar een vrouw!—"was het niet uw opinie, zeer vereerde mevrouw Lövdahl! dat de belangstelling van de ouders in de kinderen uitdrukking moest vinden in een daadzakelijk uitgeoefenden invloed op de werking en den arbeid van de school?"
"Ja, juist."
"Een vertegenwoordiging—of iets dergelijks — van de belangstelling der ouders."
"Ja, zoo iets zou ik willen hebben."
"Maar—maar—excuseer me, mevrouw!" zei Kahrs nu en hij deed alsof hij erg verlegen was; "maar—maar—die hebben we immers?"
"Zoo?—daar weet ik niets van," antwoordde