Naar inhoud springen

Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/102

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

aan herziening onderworpen. De vertoogen, uit dit Artikel voortvloeijende, kunnen geen onderwerp van Regterlijk onderzoek uitmaken. Ieder, die door dezelve Wetten is benadeeld geworden, kan zich deswegens aan den Wetgever vervoegen, die, naar bevind van zaken en op de meest billijke wijze, op de bovengemelde verzoeken zal disponeren.

9. Het Leenregt blijft afgeschaft. Alle goederen worden gehouden voor Allodiaal. De Wet zorgt voor de billijke en regtmatige schadeloosstelling der Grond-Eigenaren, welke door deze afschaffing blijkbaar zijn benadeeld geworden.


Territoriale Verdeeling der Republiek, en Stemregt.

10. Het Grondgebied van het Bataafsch Gemeenebest in Europa blijft verdeeld in Acht Departementen welker Grensscheidingen zullen zijn die der voormalige Gewesten. Het Landschap Drenthe blijft provisioneel vereenigd met het voormalig Gewest Overijssel, zullende door de Wet daaromtrent nadere bepalingen kunnen worden gemaakt ; en Bataafsch Braband een afzonderlijk Achtste Departement.

Ameland beboort onder het Departement Friesland.

Wedde en West- Woldingerland, onder Groningen.

IJsselstein, mitsgaders de Schoutambten van Benschop, en Noord-Polsbroek, als mede Jaarsveld, onder Utrecht.

Vianen, Ameiden, Leerdam en Sommelsdijk, onder Holland.

Culemburg en Buren, onder Gelderland.

De Wet bepaalt, aan welk Departement of Departementen de Landen zullen worden toegevoegd, met welke het Gemeenebest reeds is, of verder als eene, aan hetzelve verschuldigde Schadevergoeding mogt worden vergroot, mitsgaders zoodanige voormalige Heerlijkheden of Districten, welke tot geen der vorige Gewesten of Departementen behoord hebben ; zullende de Wet mede bepalingen kunnen maken omtrent zulke Districten en Plaatsen, wier Jurisdictie tusschen onderscheidene Gewesten verdeeld of questieus is.

11. Ieder Departement wordt verdeeld in Ringen of Districten, welke door de Wet worden bepaald.

12. De vereischten tot de uitoefening van het Stemregt blijven, bij provisie, bepaald op den tegenwoordigen voet. De thans bestaande Voorschriften deswegens kunnen gewijzigd worden overeenkomstig het Algemeen Belang; deze wijzigingen echter kunnen nimmer strijdig zijn met de beginselen van Persoonlijke Onafhankelijkheid en Eigendom.

13. Leeraren van eenige Godsdienstige Gezindheid zijn niet verkiesbaar tot eenige posten van Politiek Bestuur.