Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/15

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

18. Ieder Burger heeft regt, om met zijne Medeburgers te vergaderen, ter onderlinge vóórlichting, ter opwekking van vaderlands-liefde, en ter naauwer verbindtenis aan de Staatsregeling, zonder dat, nogthands de Constitutioneele Gezelschappen, als zoodanigen, met elkanderen over Staatszaken briefwisseling houden, geschreven aanklagten ontvangen, bij stemming besluiten, of, bij wijze van Corporatie, eenige openbare daad zullen verrigten.

19. Elk Burger heeft vrijheid, om God te dienen naar de overtuiging van zijn hart. De Maatschappij verleent, ten dezen opzigte, aan allen gelijke zekerheid en bescherming; mids de openbaare orde, door de Wet gevestigd, door hunnen uiterlijken eerdienst nimmer gestoord worde.

20. Geene burgerlijke voordeelen, of nadeelen, zijn aan de belijdenis van eenig Kerkelijk Leerstelsel gehegt.

21. Elk Kerkgenootschap zorgt voor het onderhoud van zijnen Eerdienst, deszelfs Bedienaaren en Gestigten.

22. De gemeenschaplijke Godsdienst-oefening wordt verrigt binnen de daartoe bestemde Gebouwen, en wel met ontsloten deuren.

23. Niemand zal met eenig orde's-kleed, of teeken, van een Kerklijk Genootschap, buiten zijn Kerkgebouw verschijnen.

24. Alle eigenlijk gezegde Heerlijke Regten en Tituls, waardoor aan een bijzonder Persoon of Lichaam zou worden toegekend eenig gezag omtrent het Bestuur van zaken in eenige Stad, Dorp of Plaats, of de aanstelling van deze of gene Ambtenaaren binnen dezelve, worden, voor zoo verre die niet reeds met de daad zijn afgeschaft, bij de aanneming der Staatsregeling, zonder eenige schaêvergoeding, voor altijd vernietigd.

25. Alle Tiend-, Chijns- of Thijns-, Nakoops-, Afstervings-, en Naastings-Regten, van welken aard, mits-gaders alle andere Regten of Verpligtingen, hoe ook genoemd, uit het Leenstelsel of Leenrecht afkomstig, en die hunnen oorsprong niet hebben uit een wederzijdsch vrijwillig en wettig verdrag, worden, met alle de gevolgen van dien, als strijdig met der Burgeren gelijkheid en vrijheid, voor altijd vervallen verklaard.

Het Vertegenwoordigend Lichaam zal, binnen agtien Maanden, na Deszelfs eerste zitting, bepaalen den voet en de wijze van afkoop van alle zoodanige regten en renten, welke als vruchten van wezenlijken eigendom kunnen beschouwd worden. Geene aanspraak op pecunieele vergoeding, uit de vernietiging van gemelde Regten voordvloeiende, zal gelden, dan welke, binnen zes Maanden na de aanneming der Staatsregeling, zal zijn ingeleverd.

26. Insgelijks word vernietigd het zoogenoemd regt van Exuë, met opzigt tot verhuising, of verval van Erfenissen, binnen de Republiek.

27. Alle Burgers hebben, ten alle tijde, het regt, om, met