Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/16

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

uitsluiting van anderen op hunnen eigen, of gebruikten, grond te Jagen, te Vogelen en te Visschen.

Het vertegenwoordigend Lichaam maakt, binnen zes Maanden na Deszelfs eerste zitting, bij Reglement, de nodige bepaalingen, om, ten dezen opzigte, de openbare veiligheid en eigendommen der Ingezetenen te verzekeren, en zorgt dat noch de visscherijen bedorven, noch de Landgebruiker, bij eenige Wet of Beding, belet worde, allen Wild op zijnen gebruikten grond te vangen noch ook, dat een ander daarop zal mogen Jagen of Visschen, zonder zijne bewilliging.

28. 'Er zal een Wetboek gemaakt worden, zoo wel van Burgerlijke, als van Lijfstraflijke Wetten, te gelijk met de wijze van Regts-vordering, op gronden, door de Staatsregeling verzekerd, en algemeen voor de gansche Republiek.

Deszelfs invoering zal zijn, uiterlijk binnen twee Jaaren, na de invoering der Staatsregeling.

29. Niemand mag beschuldigd of in verzekering genomen worden, dan uit kragt der Wet in de gevallen, en volgends de wijze, door Haar voorgeschreven. Niemand kan gevonnisd worden, dan na alvoorens wettig te zijn geroepen, en alle de middelen van verdediging te hebben kunnen bezigen, die bij de Wet bepaald zijn. Elk Burger, alzoo opgeroepen, of in verzekering wordende genomen, is verpligt te gehoorzamen.

30. Alle gestrengheid omtrend Gevangenen, buiten hetgeen de Wet bepaalt, gelijk mede alle willekeurig verwijl van derzelver teregtstelling, en van de uitvoering hunner straf, is misdaadig.

31. Zij, die, buiten den Regter, in geval van noodzakelijkheid gevat worden, zullen, uiterlijk binnen vier-en-twintig Uuren daarna, aan hunnen bevoegden Regter worden overgebragt.

32. Allen, die in verzekering genomen worden, zullen, uiterlijk binnen één Dag daarna, kennis ontvangen van de redenen hunner gevangenneming.

33. In alle gevallen, waarin de Wet geene Lijfstraffen vordert, zal de Gevangene, onder voldoenenden Borgtogt, ontslagen worden.

34. Niemand kan, tegen zijnen wil, worden afgetrokken van den Regter, dien de Staatsregeling, of de Wet, hem toekent.

35. Nimmer zal 'er eene verbeurdverklaaring der Goederen van eenig ingezeten der Bataafsche Republiek plaats hebben, dan alleen in het geval, hieronder uitdrukkelijk bepaald:

Het Bataafsche volk verklaart, voor altijd, van het grondgebied der Republiek gebannen te zijn alle de openbaare Voorstanders van het gewezen Stadhouderlijk Bestuur binnen deze Republiek gewoond hebbende, en daaruit geweken zederd den 1 Januarij 1795.

Het verklaart, tevens, alle derzelver goederen en bezittingen, welke zullen blijken, op den 1 Januarij 1798, hun