Naar inhoud springen

Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/156

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

van West-Vlaanderen (Departement van de Lijs), van Henegouwen (Departement van Jemmapes), en van Antwerpen (Departement der beide Nethen), behouden de grenzen van die departementen.

De Provincie van Limburg is zamengesteld uit het geheele departement van de Beneden-Maas, en die gedeelten van het departement van de Roer, die volgens het tractaat van Weenen tot het Rijk behooren.

De Provincie van Luik bevat het Departement der Ourthe, met uitzondering van dat gedeelte, hetwelk bij hetzelfde traktaat daarvan afgescheiden is.

De Provincie van Namen bestaat uit dat gedeelte van het departement der Sambre en Maas, dat niet tot het Groot-Hertogdom Luxemburg behoort. De grenzen van het Groot-Hertogdom Luxemburg, zijn bij het gemelde tractaat bepaald.

(Volgens Wetsontwerp van 13 Junij, 1840, Staatsbl. N°. 27., art. 2. aldus te veranderen:

"De Provinciën van Noord-Braband. Gelderland. Zuid-Holland. Noord-Holland. Zeeland. Utrecht. Vriesland. Overijssel. Groningen en Drenthe, behouden hare tegenwoordige grenzen"

"Het Hertogdom Limburg, bestaat uit dat gedeelte der voormalige provincie van dien naam, hetwelk bij de tractaten van den 19den April 1839, daarvan niet is afgescheiden.")

3.[1] De meer juiste bepalingen, welke nader omtrent de grensscheidingen der provinciën onderling mogten noodig en dienstig worden geoordeeld, zullen bij eene wet worden geregeld, met inachtneming, zoo wel van de belangen der ingezetenen als van het gerijf der algemeene administratie.

4. Allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hetzij ingezetenen of vreemdelingen, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen. (G.W. 161, 164, 203)

5. De oefening der burgerlijke regten wordt bij de wet bepaald.

6. De oefening van het stemregt in de steden en ten platten lande, zoo wel als de bevoegdheid om deel te nemen aan de provinciale en plaatselijke besturen, wordt bij de provinciale en plaatselijke reglementen geregeld. (G. W. 132 v.)

(Volgens Wetsontwerp van 13 Junij 1840, Staatsbl. No. 32. art. 6. aldus te doen veranderen:

"De oefening van het stemregt in de steden en ten platten lande, zoo wel als de bevoegdheid, om deel te nemen aan de provinciale en plaatselijke besturen, wordt bij de wet geregeld.")

7. De beschikkingen dezer reglementen, het regt en de bevoegdheid in het vorige gemeld betreffende, zoo

  1. S. 1798.a. 8. S. 1801. 1. 20. S. 1805, a. 10. G. 1814, a. 55.