Naar inhoud springen

Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/174

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze, enz.

(De inhoud der Wet.)
« Gegeven," enz.


ZESDE AFDEELING.
Van de begrooting der uitgave van het Rijk.

121. [1] De inwilliging der Staten-Generaal wordt vereischt op de begrooting van de uitgaven van het Rijk, welke aan de tweede kamer door den Koning in de gewone vergadering wordt ingezonden.

(Volgens Wetsontwerp van 13 Junij 1840, Staatsbl. No. 35, achter art. 121, dit nieuwe artikel te plaatsen:

« De gemelde begrooting wordt telkens voor den tijd van twee jaren vastgesteld en één jaar vóór den afloop van dien termijn worden de nieuwe staatsuitgaven door den Koning voorgedragen, welke, aldus eenmaal vastgesteld zijnde gedurende dien tijd blijven voortduren, ten ware inmiddels in dezelve door eene nieuwe wet veranderingen gemaakt mogten worden.")

122. [2] De gemelde begrooting wordt in twee afdeelingen gesplitst; deze splitsing zal moeten plaats hebben bij de begrooting over den jare 1820, of zoo veel vroeger als de omstandigheden het toelaten. (G. W. 123. 126.)

123. [3] De eerste afdeeling bevat alle zoodanige gewone, zekere en steeds voortdurende uitgaven, welke uit den gewonen loop der zaken voortvloeijende, in het bijzonder tot den staat van vrede betrekking hebben.

Deze uitgaven door de Staten-Generaal goedgekeurd zijnde, zijn gedurende de tien daarop volgende jaren aan geene jaarlijksche toestemming onderworpen.

Er kan over die uitgaven geene nadere beraadslaging vallen, ten zij de Koning in dien tusschentijd te kennen geve, dat een gedeelte dier uitgaven veranderd is, of geheel opgehouden heeft.

(Volgens Wetsontwerp van 13 Junij, 1840, Staatsbl. No. 35, art. 122 en 123, te doen vervallen.)

124. [4] Bij de goedkeuring van deze afdeeling worden tevens voor gelijken tijd vastgesteld, de middelen tot de vinding dier uitgaven bestemd.

Deze middelen eens bepaald zijnde, blijven vastgesteld gedurende dien tijd, ten zij de Koning noodig oordeelendat een dier middelen gewijzigd, of door een ander vervangen wierd, daaromtrent een voorstel doet,

(Volgens Wetsontwerp van 13 Junij, 1840, Staatsbl. No. 35, art. 124, aldus te veranderen:

« De Staatsinkomsten worden tevens voor gelijken tijd van twee jaren bij de wet geregeld, en blijven, eenmaal vastgesteld zijnde, gedurende dien tijd voortduren, ten ware inmiddels in dezelven, door eene nieuwe wet, veranderingen gemaakt mogten worden.")

  1. G. 1814, a. 70, 71.
  2. G. 1814, a. 71.
  3. ibid.
  4. ibid.