6. Deze Verklaaring ligt geschreven op de tafel, aan welke de Voorzitter geplaatst is, en ieder der Stembevoegden legt, bij den aanvang der werkzaamheden, zijne hand op dit geschrift, en zegt, terwijl dezelve daarop rust, overluid :
7. De Voorzitter, Secretaris, en drie Stemopnemers brengen het eerst hunne stem uit, zonder deswege onder elkander eenige raadpleegingen te houden.
8. De Secretaris, na alvorens aan ieder der Stembevoegden een Nummer te hebben doen trekken, teekent hetzelve onder het oog van hem, die het getrokken heeft, op den hoek van een Briefjen, vouwt dien hoek, en verzegelt denzelven naar behooren.
9. leder schrijft, in tegenwoordigheid der Stemopnemers, den Persoon, dien hij stemt, met uitdrukking van deszelfs naam en toenaam, of met zoodanige andere aanduiding, als denzelven kenbaar maakt, op het gezegde Briefjen, steekt het in eene daartoe bestemde Busse, die behoorlijk gesloten is, en waarvan de sleutel, gedurende de stemming, bij den Voorzitter bewaard blijft.
10. Hij, die niet kan lezen en schrijven, meld den Persoon, dien hij wil stemmen, met uitdrukking van deszelfs naam en toenaam, of met andere voegzaame aanduiding, aan den Secretaris, en aan hem, die de ContraLijst houd. De Secretaris schrijft zulks voor hem op het Stembriefjen, vertoont dit aan hem, die de Contra-Lijst houd, en laat het door den Stemmer zelf in de Busse steken.
11. Na het inkomen van alle de Briefjens, opent de Voorzitter, in tegenwoordigheid der Stemmers, de Busse, neemt de Briefjens één voor één daar uit, en stelt dezelven ter hand aan den derden Stemopnemer, die tot het oplezen der naamen benoemd is.