Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/62

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

12. Deze is gehouden den naam, op ieder Briefjen geschreven, overluid op te lezen, en aan den Secretaris en hem, die de Contra-Lijst houd te vertoonen, welke beiden, ieder op zijne Stem-Lijst, de naamen aanteekenen.

13. In geval bij het oplezen van eenig Briefjen blijkt, dat iemand in de aanduiding van den Persoon een misslag had begaan, word het Nummer door den Voorzitter ontzegeld, en de Stemmer opgeroepen, om zich nader te verklaaren.

14. Hij, die de volstrekte meerderheid van Stemmen (dat is, ten minsten, ééne meer, dan de helft, van-alle de Stemmen) heeft, is de Benoemde.

15. Wanneer niemand de volstrekte meerderheid heeft, zullen alle de Gestemden op nieuw worden voorgelezen, ten einde daaruit éen benoemd worde.

16. Bij de tweede stemming, zulk eene meerderheid geene plaats hebbende, worden de drie, die de meeste stemmen hebben, tot eene derde stemming voorgedragen.

17. Bij de derde stemming, is hij, die de meeste stemmen heeft, schoon geene volstrekte meerderheid hebbende, benoemd. In geval de stemmen staken, beslist het Lot.

18. Bij elke herstemming worden, alvoorens, de voorige Stembriefjens in een Omslag verzegeld, en, na afloop der Zitting, verbrand.

19. Zoodra de benoeming van eenen Vertegenwoordiger, en, op dezelfde wijze die van eenen Kiezer der Grond-Vergadering en deszelfs Plaatsvervanger, of ook de stemming volbragt is over zoodanige zaak, waartoe de Grond-Vergadering, bij de Staatsregeling, of door eene bijzondere Wet van het Vertegenwoordigend Ligchaam, was opgeroepen, word het verhandelde in geschrift gesteld, en door den Voorzitter, Secretaris, en de drie Stemopnemers onderteekend waarna de Vergadering door den Voorzitter oogenblikkelijk gescheiden word.

20. De Wet bepaalt de wijze van stemming, bij het verkiezen van onderscheiden openbaare Ambtenaaren, voor zooveel bij de Staatsregeling daarin niet is voorzien,


TWEEDE AFDEELING.
Van de Kiezers, ter Districts-Vergadering.


21. De Kiezers bedanken nimmer voor den hun opgelegden last, dan om redenen, welke bij de Grond-Vergaderingen, waardoor zij benoemd zijn, worden aangenomen.

22. Zij bevinden zig, op den derden dag na de benoeming op de plaats hunner bestemming. Ter goedmaakinge der reiskosten, word hun, voor ieder uur afstands toegelegd een Gulden.

23. Zij geven hunnen Lastbrief aan eene daartoe benoemde Commissie van het Plaatslijk Bestuur, alwaar