Pagina:Verzameling van Nederlandse staatsregelingen (1798-1815).djvu/70

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
tieke vervolgingen, hun Vaderland te verlaten, mids daarin vóór den Jaare 1796 zijnde wedergekeerd.
Uit de drie voorgestelde Persoonen, verkiest de Tweede Kamer één Lid tot het Uitvoerend Bewind, binnen drie Dagen na ontvangst der benoeming.
De voorstelling word jaarlijks volbragt op 1 Junij.
Voorstelling en keus worden gedaan bij geheime stemming, en bij eene volstrekte meerderheid van stemmen der tegenwoordig zijnde Leden in iedere Kamer.

3. Indien ééne of twee plaatsen openvallen tusschen den 1 Maart en den 1 Junij worden dezelve niet eerder vervuld dan op den gewoonen tijd der verkiezing. In dat geval, nemen de overblijvende Leden tot zich één of meer hunner Agenten, als provisoneele Adjuncten, tot op den tijd der vervulling.

Indien de vacature invalt in eenige andere Maand van het Jaar, heeft er eene buitengewoone en onverwijlde vervulling plaats.

4. Hij, die tusschentijds benoemd word tot vervulling eener plaats, welke, naar de gewoone wijze, nog langer dan één Jaar, had moeten bekleed worden, treed wederom af, zoodra deze tijd door hem vervuld is. Doch indien zijn Voorganger zoude afgetreden zijn bij de eerstvolgende gewoone verkiezing, vervult hij, nevens den tijd van zijnen Voorganger, ook de vijf daaraan volgende jaaren, alsof hij ten gewoonen tijde gekozen ware.

5. Niemand zal zich aan de op hem gevallen keus mogen onttrekken, dan om wettige redenen staande ter beoordeelinge der Eerste Kamer, of eene Commissie uit dezelve, aan welker uitspraak de gekozene zich zal moe- ten onderwerpen.

6. Een aftredend Lid is niet weder verkiesbaar, dan na een tusschentijd van vijf Jaaren.

7. leder Lid van het Uitvoerend Bewind zal bij beurte Voorzitter zijn, geduurende ééne Maand. Bij de eerste zitting bepaalt het Lot de tourbeurten der Leden.

8. Bij het uitvoerend Bewind worden geene besluiten genomen, noch eenige orders afgevaardigd, dan in de gewoone, of ook in zoodanige buitengewoone Vergaderingen, waartoe bet blijkt, dat de Leden geroepen zijn.

Alle Notulen, zoo van gewoone als buitengewoone Vergaderingen, moeten ten minsten door drie Leden onderteekend zijn.

9. Ieder Lid is bevoegd zijne beredeneerde voordragt in de Notulen te doen inschrijven ; gelijk mede te doen aanteekenen, waarom hij tot een genomen besluit niet hebbe gestemd. Geene protesten worden aangenomen.

10. Het Uitvoerend Bewind, des noodig oordeelende, raadpleegt, in afwezigheid van den Secretaris, mids, in zoodanig geval, de besluiten, door één der Leden, in