« derwerping aan de Wet."
25. Van het Stemrecht zijn uitgesloten :
26. De Wet bepaald de wijze, waarop het Stemrecht wordt uitgeoeffend, alsmede de gegoedheid der Kiezers.
27. Leeraars van enige Godsdienstige Gezindheid zijn niet verkiesbaar tot eenige Posten van politiek Bestuur.
28. Krijgslieden stemmen niet, dan ter plaatse hunner vaste woning, afgescheiden van de plaats hunner garnizoenen.
Van het Staatsbewind.
29. Hetzelve zal berusten bij eene vergadering van
twaalf Personen, in welke vereischt worden Stemgerechtigheid, volle ouderdom van 35 Jaren, geboorte binnen
dit Gemeenebest, Inwoning in hetzelve gedurende de
laatste zes Jaren en elkander niet te bestaan tot in
den vierden graad van bloedverwantschap of Zwagerschap. Dezelve genieten eene Jaarwedde van 10.000.
30. Voor de eerste maal zullen zeven Leden van hetzelve dadelijk benoemd worden door het tegenwoordig Uitvoerend Bewind. Deze zeven Leden benoemen voor de eerste maal de vijf overigen. De twaalf Leden verkiezen terstond eenen Praesident, welke het Praesidium gedurende drie achtereenvolgende maanden zal waarnemen. Bijaldien, gedurende de zes eerste maanden na de installatie van het Staatsbewind. een of meerder plaatsen openvallen zullen dezelve door de overige Leden, binnen den tijd van acht dagen worden vervuld.
31. Het Staatsbewind maakt voor zijne Vergadering een Reglement van orde, en verdeelt zich bij hetzelve in de nodige Commissien, naar gelang der onderscheiden vakken van bestuur, welke zich meer bepaaldelyk bezig houden met het onderzoek van zodanige zaken, als door de Ver