Pagina:Verzameling van verslagen en rapporten behoorende bij de Nederlandsche Staatscourant vol 1920 no 028.djvu/13

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
V R 28
13

wenschelijk zou zijn. Van stappen der Regeering, in overeenstemming met dit advies, was aan de Afdeeling tot heden niets bekend geworden. Vandaar dat door den Voor­zitter, nu de heer H. G. van de Sande Bakhuyzen gemeend had op deze aangelegenheid weer eens de aandacht te moeten vestigen, het voorstel gedaan werd bij de Regeering nog eens op die zaak terug te komen en de heeren H. G. van de Sande Bakhuyzen, H. Haga, W. H. Julius, P. Zeeman en H. Kamerlingh Onnes te verzoeken de Afdeeling van prae-advies te dienen over de vraag, hoe in deze thans verder te handelen zou zijn. Door deze commissie werd in de buitengewone ver­gadering van Maart geprae-adviseerd, dat Nederland zoo spoedig mogelijk tot de meterconventie zal dienen toe te treden, welk prae-advies door de vergadering ongewijzigd werd overgenomen met het besluit daarvan een afschrift met een begeleidend schrijven namens de Afdeeling ter kennis te brengen van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten­schappen.
 In de Februari-vergadering deelde de Voorzitter mede, dat — dank zij de toezegging der Regeering van een verhoogd jaarlijksch subsidie — thans zekerheid was verkregen van het voortbestaan van het Centraal Instituut voor schimmelcul­turen, welk Instituut voortaan onder beheer der Akademie zal staan en welks commissie van beheer zal zijn samengesteld uit drie leden, van wie er één door de wis- en natuurkundige Afdeeling der Akademie, één door het Phytopathologisch Laboratorium „W. C. Scholten” en één door de„ Association internationale des botanistes” te benoemen zal zijn. Als het lid, dat in die commissie namens de Akademie zal hebben zitting te nemen, werd door den Voorzitter benoemd de heer G. van Iterson Jr., die de benoeming heeft aangenomen.

 In de vergaderingen der Afdeeling voor de taal-, letter-, geschiedkundige en wijsgeerige wetenschappen werden de volgende voordrachten gehouden en de hierna te noemen ver­handelingen ter uitgave in de Werken der Akademie aange­boden:
 In de Mei-vergadering werd door den heer G. Vissering eene voordracht gehouden over „Eenige opmerkingen over het duurtevraagstuk” (Verslag) en Med. 5de Reeks, Deel IV).
 In de Juni-vergadering sprak de heer J. J. Hartman „over de Latijnsche poëzie van Giovanni Pascoli”, welke voor­dracht niet in de Verslagen en Medeileelingen werd opgenomen, daar de spreker er reeds een andere wijze van publi­catie voor bestemd had en gaf de heer A. Bredius eene mede­deeling over „De schilders Hendrick Couturier en Jacques des Rousseaux.” (Versl. en Med. 5de Reeks, Deel IV).