Pagina:Verzameling van verslagen en rapporten behoorende bij de Nederlandsche Staatscourant vol 1920 no 028.djvu/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
V R 28
19

in Nederland, en zijne koloniën tot groepvorming aan te zoeken, met welk prae-advies de vergadering zich vereenigde, zoodat besloten werd tot het vormen van een groep in de „Union” uit te noodigen:
 1. het Kon. Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap te Amsterdam,
 2. het Kon. Instituut voor de taal-, land- en volken­kunde in Ned.-Indië te ’s Gravenhage,
 3. het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten­schappen te Batavia,
welke zich bereid verklaarden toe te treden, met aanwijzing, voor het Bataviaasch Genootschap, van den heer Ph. S. van Ronkel te Leiden, voor het Aardrijkskundig Genootschap van den heer J. P. Kleiweg de Zwaan en voor het Konink­lijk Instituut van den heer J. C. van Eerde tot vertegen­woordigers.
 Voorts werd door eenige leden der Afdeeling voorgesteld in het werkprogram der „Union” te doen opnemen:
 1o. de bevordering der uitgave van de volledige ge­schriften van Hugo Grotius;
 2o. een gemeenschappelijke bewerking in zake het adatrecht van Indonesië door die nationale groepen der „Union” welke Indonesische onderdanen hebben.
 Beide voorstellen werden door de vergadering aangenomen en namens de Afdeeling aan het bureau van de „Union” te Brussel kenbaar gemaakt. Van dit bureau ontving de Afdeeling een afdruk van een door den heer E. Pottier, con­servator van het Louvre-museum te Parijs, ingediend voor­stel tot uitgave van een Corpus der antieke vazen, van een „Projet d’un catalogue des manuscrits alchimiques” door den heer J. Bidez en van een voorstel van prof. C. von Morawski om de voltooiing der uitgave van de werken van Gregorius van Nizianza te bevorderen.
 Naar de in Mei 1920 te houden conferentie der „Union” werden door de Afdeeling als gedelegeerden aangewezen de heeren J. J. Salverda de Grave en C. van Vollenhoven.

Wetenschappelijke Laboratoria op den Col d’Olen.

 Voor het bezoek dezer laboratoria werd ook in het afge­loopen Akademiejaar door de Regeering nog niet weer een subsidiepost op de begrooting gebracht, zoodat dus ook in 1919 de commissie uit de wis- en natuurkundige Afdeeling der Akademie, welke daarvoor is aangewezen, geene oproe­ping van candidaten heeft gedaan.

Internationale Catalogus vain natuurwetenschappelijke literatuur.

 Sedert het vorige verslag is omtrent de toekomst van den internationalen Catalogus onzekerheid ontstaan.