Pagina:Verzameling van verslagen en rapporten behoorende bij de Nederlandsche Staatscourant vol 1920 no 028.djvu/26

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
V R 28
26

het botanisch Station te Buitenzorg, kon in de buitengewone vergadering der wis- en natuurkundige Afdeeling van de maand Juni door den heer F. A. F. C. Went, namens die commissie worden gerapporteerd. Het rapport concludeerde om den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap­pen ter uitzending voor te dragen den heer H. Boschma, assistent aan het zoölogisch laboratorium der gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, hetgeen door de vergadering werd goedgekeurd en vervolgens aan den Minister werd medegedeeld.
 Bij Zijner Exc.’s beschikking van 27 September 1919, no. 29421, Afd. K. W., werd, in overeenstemming met het voorstel der Afdeeling, de uitzending van den heer Boschma goedgekeurd en aan hem, boven het subsidie van f 1050, uit het Buitenzorg-fonds, van Rijkswege over 1919 een toe­lage van f 700 verleend, terwijl de andere helft binnenkort zal worden toegekend.
 Tevens verzocht de Minister opgaaf van het tijdstip waar­op de heer Boschma van plan zou zijn te vertrekken. Nadat hij van ’s Ministers beschikking en verzoek was in kennis gesteld, werd door den heer Boschma bericht, dat zijn ver­trek naar Buitenzorg vermoedelijk in Juli 1920 zal zijn, hetgeen den Minister werd medegedeeld.
 Ook aan den Directeur van ’s Lands Plantentuin te Bui­tenzorg werd bericht gezonden van het aanstaande bezoek van den heer Boschma.

 d. Het Zoölogisch Insulinde-Fonds.

 Overeenkomstig het voorstel van de commissie van uit­voering van dit fonds werd door het Bestuur der Akademie besloten uit de renten van het fonds over 1919 een subsidie van f 400 te verleenen aan de Ned. entomologische Vereeniging om haar tegemoet te komen in de buitengewone onkosten voor het uitgeven van een supplementdeel van het door die vereeniging gepubliceerde Tijdschrift. Van dit besluit werd de commissie van uitvoering in kennis gesteld, met verzoek daarvan mededeeling te doen aan het bestuur der Entomologische Vereeniging.
 In de September-vergadering der wis- en natuurkundige Afdeeling deed de Voorzitter mededeeling van een inge­komen schrijven van de Commissie van uitvoering, waarin er op gewezen werd, dat, volgens bepaling van art. 5 der statuten van het fonds, de commissie van uitvoering, gedurende het leven van den stichter, naast hem uit nog drie leden moet bestaan, van wie er twee door de wis- en natuur­kundige Afdeeling der Akademie worden benoemd, die het derde lid assumeeren door een keuze uit de beoefenaars der Zoölogie, geen leden der Akademie zijnde. De benoeming van den heer C. Ph. Sluiter tot lid der Akademie maakte,