Naar inhoud springen

Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in voorſchreven zesden graad beſtaan, en die zij weten of vermoeden eenig proces of andere zaak voor het hof te hebben, of te zullen krijgen, of in welker zaken zij, als raden, zullen zijn gerequireerd advis te geven, of vermoedelijk gerequireerd zullen worden; en dat zoo wel vóór als na de uitinge van den procesſe, of gegeven advis, al ware het ook de geringſte geſchenken van ſpijs of drank, zoo verre ten aanzien der laatstgemelde de minſte vermoedens daarbij konden plaats hebben, dat die ter contemplatie van bovengenoemde zaken gedaan werden.

Art. 80.

Indien zij ontdekken eenige geſchenken door anderen ten hunnen behoeve ontvangen, of aan dezelve ten hunnen reſpecte gegeven te zijn, of ook dat zij zelven onwetende of onbedacht die hebben aangenomen, zullen zij daarvan dadelijk aan het hof kennis geven, en het zij de ontvangene geſchenken weder terug zenden, indien dit kan geſchieden, het zij de waarde van dezelve uitkeeren, op zoodanige wijze als het hof zal goedvinden.

Art. 81.

De preſident en verdere leden zullen, bij de eerſte gewone zitting in ieder jaar na de winter-vacantie, of wel anders bij de eerſte gelegenheid, in den raad uitdrukkelijk te moeten verklaren, dat zij, zoo veel zij weten, zich hebben gedragen naar den inhoud der twee voorgaande artikelen, en, ingeval van eenigen twijfel omtrent deze of eene zaak, verpligt zijn, daarvan aan den hove kennis te geven, om deszelfs goedvinden te vernemen; zij zullen in alle gevallen op nieuw beloven zich naar de wet op dat ſtuk ſtiptelijk te zullen gedragen.

Art. 82.

Zij zullen nimmer mogen openbaren het geen behoort geheim te blijven, bijzonder ook niet de gevoelens van hunne medeleden, zelfs niet van hen zelven.

Art. 83.

Tot de deliberatiën over eenige zaken van justitie of gratie, zullen niet mogen worden toegelaten de leden:

a. Die in hunn' eigen naam of in qualiteit partijen zijn, of belang hebben in de zaak, waarover wordt gehandeld;
b. Die aan een of meer der partijen buiten den procureur des Konings, of den fiscaal des Konings over de middelen te water en te lande, ambtshalve werkzaam zijnde,