Naar inhoud springen

Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

noodige onderrigting en conſideratiën van al zulke collegiën of ambtenaren, als bij hetzelve zal worden dienſtig bevonden.

Art. 123.

Het hof zal beſlisſen alle jurisdictie questiën, ontſtaan tusſchen officieren en collegiën van justitie, niet behoorende onder hetzelfde geregtshof van appèl; de verſchillen tusſchen zoodanig hof en eene regtbank oner hetzelve resſorterende daaronder begrepen.

Art. 124.

Het geregtshof zal ter eerſter inſtantie oordeelen over alle actiën, zoo in het petitoir als posſesſoir, waarin het rijk, of de gemeene-lands collegiën, ontvangers, rentmeesters of andere agendarisſen, in derzelver qualiteit worden aangeſproken als verweerders.

Art. 125.

De ministers van ſtaat en leden van alle adminiſtratieve raden, aan den Koning verantwoordelijk, zullen, in gevalle zij wegens deze verantwoording in regten mogten betrokken worden, voor het hoog geregtshof worden aangeſproken.

Art. 126.

Hetzelve hof zal mede ter eerſter inſtantie kennis nemen van alle misdrijven door de ministers, de groot-officieren van het rijk van de kroon; — de ſtaatsraden, welke in gewonen dienst zijn, — de ambasſadeurs en andere gezanten bij buitenlandſche mogendheden; — de leden van het wetgevend ligchaam, den preſident en leden van het hof van rekeningen; de laaddrosten, den preſident, leden en procureur des Konings bij de hooge militaire vierſchaar; de preſident, leden en fiscaal des Konings bij den raad ter judicature over de middelen te water, de in dienst zijnde civiele en hooge ambtenaren van ſtaat, omtrent welke zulks door den Koning zal worden bepaald, mitsgaders bij de geregtshoven, regters en regtbanken begaan, in de waarneming hunner bedieningen, zelfs na het eindigen van dezelve.

Art. 127.

Het zal voorts ter eerſter inſtantie oordeelen over alle andere misdaden, door bovengemelde perſonen, met uitzondering nogtans van de regters, begaan, doch alleen gedurende den tijd, dat zij deze posten bekleeden: zullende zij, tot het gewone leven terug gekeerd, wegens deze misdaden voor hunnen gewonen regter worden te regt geſteld.

Art. 128.

Het hof zal insgelijks ter eerſter inſtantie oordeelen over