Naar inhoud springen

Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

alle delicten in officio gepleegd door de navolgende ambtenaren, tot de administratie der middelen te lande behoorende, namelijk: den fiscaal des Konings over de middelen te water en te lande, den commisſaris-inſpecteur-generaal, den fiscaal des Konings en de inſpecteurs in de departementen, mitsgaders de generale ontvangers, ter zake van eenig exces, nalatigheid, misdrijf of conniventie door dezelven gepleegd.

Art. 129.

Het hof zal ook ter eerſter inſtantie, zoo in het civiele als criminele, uitoefenen de judicature over deszelfs leden, den procureur des Konings, griffier, ſubſtituut-griffier, bedienden en ſuppoosten, mitsgaders over zoodanige practizijns, als alleen voor hetzelve hof en voor geen ander collegie postuleren, allen met derzelver huisgezinnen, voor zoo verre zich daaronder geene perſonen bevinden, die eene burgernering doen, en ter zake daarvan in regten aangeſproken worden.

Art. 130.

Het zal al verder ter eerſter inſtantie oordeelen over alle beleedigingen, aan deszelfs officieren en bedienden in officio aangedaan.

Art. 131.

Eindelijk zal hetzelve hof ter eerſter inſtantie oordeelen over alle civiele zaken, waarin partijen zich bij aangegane contracten, of anderzins aan deszelfs regtsgebied hebben onderworpen; gelijk mede over alle civiele actiën, welke aangelegd moeten worden tegen twee of meer perſonen, wonende in onderſcheidene departementen, niet onder hetzelfde geregtshof van appèl behoorende; en voorts over alle zaken, welke volgens de manier van procederen voor hetzelve moeten worden gebragt.

Art. 132.

Het hoog geregtshof zal oordeelen, bij wege van hooger beroep, over alle gewijsden in civiele en criminele zaken, alsmede in die van de middelen te lande, welke ter eerſter inſtantie gediend hebben voor de geregtshoven van appèl; onder zoodanige utizonderingen en bepalingen, als dien aangaande bij de manier van procederen of anderzins gemaakt zijn.

Art. 133.

Het geregtshof zal insgelijks blijven oordeelen, bij wege van hooger beroep, over alle zoodanige gewijsden van den raad van judicature, als waarvan hetzelve tot hiertoe heeft kennis genomen, uit krachte der publicatie van Hun Hoog Mogenden, gearresteerd den 12den van hooimaand 1805, en onder de bepalingen daarbij gemaakt; zoo nogtans, dat ook daarin de nieuwe wijze van procederen zal gebruikt worden.