Naar inhoud springen

Pagina:Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland (1809).pdf/45

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

regtbanken, in criminele en civiele zaken (die van de middelen te lande daaronder begrepen), waarvan bij de onderſcheidene manieren van procederen zoodanig beroep is toegelaten.

Art. 220.

Behalve de judicature in cas d'appèl, oordelen de hoven bij uitſluiting ter eerſter inſtantie:

a. Over alle misdrijven, begaan door leden, procureurs des Konings, griffiers, ſecretarisſen en bedienden van de hoven, en door practizijns voor dezelve postulerende;
b. Over alle misdrijven door asſesſoren en ſrecretarisſen-generaal van de landdrosten, door kwartierdrosten, door lands ambtenaren, voor zoo verre dezelve niet aan de jurisdictie van het hoog geregtshof of een ander bijzonder regter zijn onderworpen, procureurs des Konings, departementale ambtenaren, ſchouten, en andere officieren van juſtitie, mitsgaders leden van gemeentebeſturen, in officio begaan, zelfs na het eindigen dier qualiteiten;
c. Over alle andere misdrijven, begaan door asſesſoren, ſecretarisſen-generaal van de landdrosten, of door kwartierdrosten, zoo lang die in de voorſchrevene betrekkingen zijn;
d. Over alle actiën en calanges tegen de opzieners, ontvangers, gaarders, derzelver adſiſtenten en bedienden, de hoofd- en mindere bedienden ter recherche, en verdere ambtenaren tot de invordering der middelen geſteld, ter zake van eenig exces, nalatigheid, misdrijf of conniventie in hunne bedieningen begaan; en
e. Over alle beleedigingen aan officieren en bedienden der hoven, in officio, aangedaan.

Art. 221.

Zij zijn wijders regters in het civiele, ter eerſter inſtantie, met betrekking tot zoodanige collegiën, perſonen en zaken, als waaromtrent zulks bij de manier van procederen uitdrukkelijk is bepaald, of nader, bij bijzondere wetten, bepaald zal worden.