Pagina:Wetboek van strafrecht Suriname.pdf/112

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

enige grond die, hetzij bezaaid, bepoot of beplant is, hetzij ter bezaaiïng, bepoting of beplanting is gereedgemaakt of waarvan de oogst nog niet is weggehaald, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.

Artikel 544

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, loopt of rijdt op enige grond die bezaaid, bepoot of beplant is, of die ter bezaaiïng, bepoting of beplanting is gereed gemaakt of op enig weiland, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.

Artikel 545

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, over eens anders grond waarvan de toegang op een voor hem blijkbare wijze door de rechthebbende is verboden, loopt, rijdt of vee laat lopen, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden.

Artikel 546 [1]

Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich begeeft of ophoudt op een grond of plantage tegen de uitgedrukte en hem kennelijk geworden wil van de eigenaar, beheerder of gezagvoerder, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd gulden.

 

TITEL VIII
AMBTSOVERTREDINGEN

Artikel 547

De ambtenaar, bevoegd tot de uitgifte van afschriften of uittreksels van vonnissen, die zodanig afschrift of uittreksel uitgeeft alvorens het vonnis behoorlijk is ondertekend, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

Artikel 548 [2]

De ambtenaar die zonder verlof van het bevoegd gezag afschrift maakt of uittreksel neemt van geheime regeringsbescheiden of staatsstukken of die bekend maakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 549 [3]

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft de gewezen ambtenaar die zonder verlof van het bevoegd gezag:

1o. regeringsbescheiden of staatsstukken onder zich houdt;
2o. afschriften maakt of uittreksels neemt van geheime regeringsbescheiden of staatsstukken of die bekendmaakt.

Artikel 550 [4]

Het hoofd van een gesticht, bestemd tot opsluiting van veroordeelden, voorlopig aangehoudenen of gegijzelden, van een landsopvoedingsgesticht of van een

  1. Ingev, bij G.B. 1926 no. 12.
  2. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  3. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
  4. Gew. bij S.B. 1984 no. 17.