Pagina:Wij Slaven van Suriname - Anton de Kom.pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

hooren, de jaguar loert, een gordeldier speurt met zijn spitse tong naar mieren.

Onberoerd en onontgonnen wachten sedert duizenden jaren de donkere bosschen van moeder Sranang. Zonderlinge dieren wonen hier, wier namen in het Westen nauwelijks bekend zijn: boommiereneters, boomstekelvarkens, de vireo's, de tanagra's, de tiegrieman en de blauwdas, pepervreters zitten op de hooge toppen der palmen en zwermen dagvlinders, de schitterend blauwe morpho's, de gele en oranjekleurige callidrya's verheffen zich tot vaak onder de kruinen der boomen.

Menschen?

Menschen zijn er nauwelijks om van deze schoonheid te genieten.

In het benedenland wonen de Waran's, de Arowakken en de Caraïben, zwakke uitstervende Indianenstammen, machtelooze afstammelingen der oorspronkelijke bevolking, die door de blanken van de beste plaatsen werd verdrongen. In het bovenland de Trio's en de Ojana's. Hun kralen arbeid en kunstig vlechtwerk, hun fijnbewerkte danssieraden spreken van een aangeboren zin voor schoonheid. Ongeveer 2450 Indianen en ongeveer 17.300 Marrons, de boschnegers, waarover wij later nog zullen spreken.

Ten hoogste 20.000 menschen bevolken de binnenlanden van Sranang, een gebied met bijna vijf maal Nederlands oppervlakte. Voor de rest zijn de bosschen slechts bevolkt met agoeti's en luiaards, met boschduivels, tapirs en watervarkens, met den bruiaap, miereneter en aboma snitjie.

De historie is moeder Sranang voorbijgegaan, drie eeuwen Hollandsche kolonisatie hebben haar bin-

10