met onze tegenwoordige huizen. Het is niet gemakkelijk ons de schoonheid eener stad voor te stellen, waarin alle huizen fraai gebouwd zijn, tenzij gij b.v. het Rouaan of Oxford hebt gezien van dertig jaren geleden. Doch in welk een vreemden toestand moet de kunst vervallen zijn, dat wij geen moeite willen of kunnen nemen om onze huizen geschikt te maken voor redelijke menschelijke wezens! Ik veronderstel, dat wij niet kunnen, want nog eens, op enkele groote uitzonderingen na, zijn de huizen der rijken niet beter dan de gewone. Laat mij u even een voorbeeld mogen geven. Ik heb onlangs Bournemouth gezien, de badplaats ten zuidwesten van the New Forest. Het is een gehucht (nauwelijks een stadje) bestaande uit rijke huizen. Daar was elke voorwaarde aanwezig om ze fraai te maken, want de plaats zelf met haar zandheuvels en denneboomen heeft een prachtige ligging; men zou haar met weinig moeite romantisch hebben kunnen maken. Welnu, daar staan die rijke heerenhuizen te midden der denneboomen en tuinen, en zelfs de denneboomen en tuinen kunnen ze niet dragelijk maken. Zij zijn (vergeef mij de uitdrukking) eenvoudig misdadig leelijk en terwijl ik dit zeg, worden zij daar bij de mijl ver gebouwd. En waarom kunnen wij hierin nu geen verbetering brengen? Waarom kunnen wij b.v. geen eenvoudige en fraaie woningen hebben, geschikt om bewoond te worden door ontwikkelde, welopgevoede mannen en vrouwen en niet door onwetende, trotsche, voedselverterende machines? Gij zult zeggen, omdat wij ze niet verlangen, en dat is waar genoeg, doch dat verschuift de vraag slechts een stap en ik vraag nu: waarom geven wij niet om kunst? Waarom is de beschaafde maatschappij met betrekking tot de schoonheid van 's menschen handwerk steeds achteruitgegaan sinds de barbaarsche, bijgeloovige,
Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/109
Uiterlijk