Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/111

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

arbeid, die schijnkunst voortbrengt, onaangenaam te verrichten is, onmenschwaardig, bezwaarlijk en ver nederend, zoodat het niet meer dan billijk is, dat deze niets dan leelijke dingen voortbrengt. En de onmiddellijke oorzaak van dezen vernederenden arbeid, die zulk een groot deel van ons volk terneerdrukt, is het stelsel van de organisatie van den arbeid, hetwelk de grootste kracht vormt van de handelsconcurrentie, de grootste macht van het moderne Europa. Dat stelsel heeft de wijze van werken op elk kunstgebied een geheele verandering doen ondergaan en die verandeting is veel grooter dan men weet of denkt. In vroegere tijden werden deze ambachten beoefend op een kleine, bijna huiselijke schaal, door groepen van werklieden ie voor het meerendeel tot georganiseerde gilden behoorden en hun werk grondig geleerd hadden, hoe beperkt hun opvoeding ook in ander opzicht was. Er is weinig verdeeling van arbeid bij hen; de afstand tusschen meester en knecht was niet groot; een werkman verstond zijn werk van het begin tot het einde en voelde zich verantwoordelijk voor ieder stadium van de bewerking. Zulk een arbeid vorderde natuurlijk slechts langzaam en was duur; toch was het niet altijd tot in de puntjes afgewerkt, maar het was altijd geschoolde arbeid; er lag altijd een ziel in en overvloedige bewijzen van menschelijk hopen en vreezen, wat toch per slot voor ons allen het leven uitmaakt.

Denk nu eens aan welk een tak van nijverheid ge wilt, waarvan ge op de hoogte zijt, en zie eens hoe verschillend de arbeid tegenwoordig gedaan wordt; bijna zeker zijn de werklieden bijeenverzameld in groote fabrieken, waarin de arbeid verdeeld en onderverdeeld is, totdat ten werkman zich in zijn vak totaal hulpeloos voelt zonder hen die boven hem staan en hem werk moeten

87