Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/122

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

nooit meer vergoed kunnen worden, dank zij de lafhartige en anarchistische beginselen, die steeds gehuldigd schijnen te worden door hen, die hierin onze beschermers moesten zijn; doch rijkdom heeft geen gevoel dan alleen voor rijkdom. Wat hebt gij, bewoners van dit deel van ons land, gedaan met Lancashire? Het schijnt niet meer te bestaan. Gij moet wel erg arm geweest zijn, om gedwongen te zijn geweest het te begraven. Waren de bruine heidevelden en de weilanden, de klare stroomen en de zonnige luchten geen rijkdom in den zin van welstand? De rijkdom heeft een vreemd tehuis voor u gemaakt. Sommigen uwer kunnen er soms uit vluchten naar Wales, naar Schotland of Italië, sommigen, doch zeer weinigen. Het spijt mij voor u en voor mijzelf ook, want aan de zijde van den Theems raken wij ook hoe langer hoe meer grond kwijt, het grootste deel van Middlesex, van Surrey en groote brokken van Essex en Kent zijn bergen diep begraven onder grillige dwaasheid of vuile leelijkheid en niemand heeft den moed te zeggen: "Laat ons een redmiddel zoeken, nu er nog iets van deze soort welstand is overgebleven."

Ten slotte, indien al deze dingen al van weinig belang mogen zijn in de oogen van sommigen uwer, van hoe grievend gewicht ze in werkelijkheid ook zijn, niemand kan luchthartig denken over de vreeselijke verhalen, die wij onlangs gehoord hebben omtrent de huisvesting der armen in Londen; in waarheid, geen land, dat rustig kan blijven onder dergelijke gruwelen, heeft eenig recht zich op welstand te beroemen. Toch weet gij zeer goed, dat het lang zal duren, voordat de een of andere partij of regeering den moed zal hebben, dit onderwerp onder de oogen te zien, hoewel zij moeten weten hoe gevaarlijk het is de oogen ervoor te sluiten.

En wat kan deze grieven wegnemen? Gij moet niet te

98