Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/123

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

sterk op een antwoord aandringen. Want ik behoor in dit opzicht tot zulk een kleine minderheid, dat het mij voldoende is, wanneer ik hier en daar iemand ontmoet, die deze grieven erkent, want mijn doel hierbij is ontevredenheid te verspreiden. Ik beschouw dit niet als een onbelangrijke taak, want naarmate de ontevredenheid groeit, breidt zich ook het verlangen naar betere toestanden uit en wanneer de wensch van velen diep wortel heeft geschoten, overwint hij den tegenstand en komt er verandering op een zekere, vaste en onverklaarbare Wijze. Toch wil ik u met uw goedvinden de voornaamste punten opnoemen, die ik gaarne veranderd zou hebben, ingeval ik tot hiertoe niet duidelijk genoeg geweest ben en opdat ik niet den schijn op mij zou laden van u alleen maar vernietiging aan te raden, de vernietiging van een stelsel, dat volgens sommigen eeuwigdurend zijn zal. Ik zou dan wenschen, dat alle menschen opgevoed werden overeenkomstig hun bekwaamheid en niet overeenkomstig de hoeveelheid geld, die hun ouders toevallig bezitten. Ik zou wenschen, dat alle menschen manieren en beschaving bezaten overeenkomstig hun aangeboren goedheid en vriendelijkheid en niet overeenkomstig de hoeveelheid geld, die hun ouders toevallig bezitten. Als een gevolg van deze twee dingen zou ík in staat willen zijn met elk mijner landslieden vrijelijk in zijn eigen taal te kunnen spreken en ervan zeker willen zijn, dat hij mijn gedachten kon begrijpen overeenkomstig zijn aangeboren bekwaamheid; en ik zou ook in staat willen zijn aan tafel te zitten met iemand van welke betrekking ook, zonder een gevoel van gedwongenheid en verlegenheid tusschen ons. Ik zou niemand geld willen laten bezitten behalve als verdiend loon voor afgeleverden arbeid; en daar ik ervan overtuigd ben, dat zij die het nuttigste Werk doen, niet de hoogste loonen vragen of ontvangen,

99