en vlijt evenals zij in elk geval hun deel in den tegenspoed moeten dragen. Daarom zou het noodig zijn, dat zij, die hun arbeid leiden, niet meer loon ontvangen dan wat hun voor hun arbeid toekomt en gekozen werden om hun bekwaamheid en verstand en niet omdat zij toevallig zoons zijn van geldzakken. Ook zou ik wenschen, en als de menschen leefden onder de voorwaarden die ik juist voor hen heb geeischt zou mijn wensch vervuld worden, dat deze eilanden die het land vormen dat wij lief hebben, niet langer behandeld werden hier als een vuilnishoop en daar als een jachtgebied, doch als de liefelijke, groene tuinen van Noord Europa die onder geen enkel voorwendsel door iemand zouden mogen worden bevuild of ontsierd. In deze omstandigheden zou mijn laatste wensch zeker vervuld worden. Alle menschenwerk moet fraai zijn, van de eenvoudigste huishoudelijke artikelen opklimmend tot het statige openbare gebouw versierd door den handenarbeid van de grootste meesters, dien die nieuwe geboorte en de dageraad van teruggekeerde hoop voor ons zal doen herleven.
Dit zijn de grondslagen van mijn Utopia, een stad waarin rijkdom en armoede door welstand zal zijn overwonnen en hoe krankzinnig gij mijn streven ook vinden moogt, ik ben toch van één ding overtuigd, dat men vruchteloos rond zal zien naar volkskunst, tenzij dan in zulk Utopia of tenminste op den weg daarheen, een weg, die naar ik vast geloof, leidt naar vrede en beschaving, zooals de weg, die in tegenovergestelde richting voert, leidt naar ontevredenheid, bederf, onderdrukking en verrassing. Het kan zijn, dat wij dichter bij den weg daarheen zijn dan menigeen denkt en hoe dit ook zijn moge, het is mij tot eenige troost te denken, dat de zeer kleine minderheid, waartoe ik behoor, gesteund wordt door ieder, die in maatschappelijke zaken van goeden