Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/154

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

overzien van de verheffing van den levensstandaard. Bij eenig nadenken zult gij erkennen dat dit beteekent het verwekken van algemeene ontevredenheid. En als bewijs, dat ik terugkeer tot mijn eisch ten behoeve van Kunst en Arbeid, opdat ik het derde punt daarin kan behandelen, herhaal ik nogmaals dien eisch: Het is goed en noodig, dat alle menschen werk hebhen: Ten eerste, Werk waard gedaan te worden; Ten Tweede, Werk, dat op zich aangenaam is; Ten Derde, Werk onder omstandigheden, die het noch te vermoeiend, noch te inspannend doet zijn.

Het eerste en tweede onderdeel, die nauw met elkander in verband staan, heb ik reeds trachten te behandelen. Zij vormen als het ware de ziel van den eisch om geschikten arbeid; het derde deel is het lichaam waarbuiten de ziel niet bestaan kan. Ik zal dit deel zóó uitbreiden, dat het ons voert op wegen, die wij reeds behandeld hebben: Niemand, die tot werken bereid is zal ooit gebrek aan werk behoeven te vreezen, dat hem in staat zal stellen het noodige voor lichaam en ziel te verdienen. Het noodige; wat is het noodige voor een goed burger? Ten eerste, eervolle en gepaste arbeid: wat in zou houden, dat men hem de gelegenheid moet schenken, bekwaamheid voor zijn arbeid te verwerven door een goede opvoeding; en evenzeer zal het noodig zijn, dat zijn positie zoo verzekerd is, dat hij niet gedwongen kan worden nutteloos werk te verrichten, of werk waaarin hij geen behagen kan scheppen, daar zijn arbeid het werken waard en aangenaam moet zijn. De tweede noodzakelijkheid is een aangename omgeving bevattende:1. goede huisvesting;2. voldoende ruimte;3. algemeene orde en schoonheid. Dat wil zeggen:1. Onze huizen moeten goed gebouwd, frisch en gezond zijn.2. Er moet overvloedige ruimte in onze steden

128