Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/158

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

dat dit doel de moeite niet loont of dat het nog zoo in het verre verschiet ligt, dat wij in onzen tijd toch niets van beteekenis kunnen bijdragen om het te bevorderen en dat gij daarom rustig kunt blijven zitten en niets uitvoeren. Laat mij u in herinnering brengen, dat betrekkelijk kort geleden, nog tijdens het leven van de jongeren onder ons, vele duizenden onzer eigen betrekkingen hun leven lieten op het oorlogsveld, om een deel van den strijd voor de afschaffing van de slavernij tot een gelukkig einde te brengen; zij zijn bevoorrecht en gelukkig, want toen de gelegenheid zich aanbood, grepen zij haar aan en deden hun best en de wereld is er te rijker door; en zullen wij dan zulk een gelegenheid van ons werpen en stil blijven zitten, ons lichaam in rust, onze ziel in twijfel en zorg? Dit zijn de dagen van strijd: wie kan het betwijfelen, als hij om zich heen aan alle kanten de klanken hoort van ontevredenheid en hoop en vrees, de klanken van ontwakenden moed en van ontwakend geweten? Dit zijn dagen van strijd, waarin geen uitwendige vrede mogelijk is voor een eerlijk man, doch waarin om dezelfde reden de innerlijke vrede, die verkregen wordt door een goed geweten gegrond op een vaste overtuiging, des te gemakkelijker te verwerven is, nu wij iets kunnen doen voor de goede zaak.

Of wilt gij zeggen, dat wij hier in dit rustige, grondwettig bestuurde Engeland geen gelegenheid tot handelen hebben: Indien wij woonden in Duitschland of Oostenrijk, waar men ons dadelijk den mond zou snoeren, of in Rusland, waar een paar woorden voldoende zijn om ons naar Siberië te zenden of naar de gevangenis van het fort Petrus en Paulus, ja dan—Ach! mijne vrienden, deze weigering om den fakkel uit de stervende handen der martelaren van de vrijheid

132