Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/167

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

verflauwen, omdat de hoop daarbij te nietig, soms zelfs nauwelijks werkelijk is. Om in het algemeen aan mijn meester, den lust, te voldoen, moet ik òf iets maken, òf doen of ik iets maak. Welnu, ik geloof, dat het leven van alle menschen is samengesteld uit deze twee neigingen in verschillende verhoudingen en dat dit verklaart, Waarom zij altijd, met meer of minder moeite, de Kunst hebben liefgehad en uitgeoefend. Waarom zouden zij haar anders hebben aangeraakt en zoo nog meer gevoegd hebben bij het werk, dat ze niet konden laten te doen om te leven? Het moet voor hun eigen genoegen geweest zijn, want alleen in vergevorderde beschavingstijdperken kwam het voor, dat iemand andere menschen kon vinden, die hem in 't leven hielden, alléén met 't doel om kunstwerken voort te brengen. En alle menschen, die éénige sporen van hun bestaan hebben achtergelaten, hebben de kunst uitgeoefend.

veronderstel toch, dat niemand zal willen ontkennen, dat het doel, dat men zich stelt bij het maken van een kunstwerk, is: den persoon te behagen, wiens zintuigen er kennis van moeten nemen. Het wordt gemaakt voor iemand, die er gelukkiger door moet worden; in zijne neiging tot rusten moet hij er aangenaam door worden beziggehouden, zoodat inplaats van onvoldaanheid—het dreigende gevaar in die stemming—An treden een beschouwen vol voldoening, aangename droomerij, of wat gij maar wilt. En daardoor zal hij niet zoo spoedig teruggedreven worden naar den drang tot werken of handelen: hij zal meer en beter genot hebben. Het bedwingen van rusteloosheid dus is duidelijk één van de wezenlijkste doeleinden der kunst en er is weinig dat meer tot het levensgenot zou kunnen bijdragen. Er zijn, voor zoover ik weet, thans zeer begaafde menschen, die geen ander gebrek hebben dan dat

139