Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beschaving tenminste was het gewone leven van de vrije burgers—feitelijk de aristocratie—eenvoudig; het klimaat vereischte geen moeizaam werk voor kleeding en beschutting, het ras was nog jong, sterk en lichamelijk schoon. De aristocratie dus, vrij van de noodzaak om ruw en uitputtend werk te verrichten, daar zij slaven bezaten die dat alles voor hen deden, en weinig gedrukt door den strijd om het bestaan, bezat ondanks het voortdurende twisten en rooven waaruit hun uiterlijke geschiedenis bestaat, lust en vrijen tijd beide om de hoogere intellectueele kunsten te beoefenen, binnen de perken, die hun aangeboren liefde voor nuchterheid en afkeer van romantiek hun voorschreef; de nijvere kunsten werden ondertusschen in strenge, zelfs slaafsche onderwerping aan de hoogere kunsten gehouden, zooals natuurlijk was. Mag ik hier even afbreken om u de vraag in overweging te geven: in geval de een of andere Athener beproefd had een gothische kathedraal te bouwen in de dagen van Pericles, wat voor hulp hij zou gehad hebben aan den slavenarbeid van die dagen, en welk soort gothiek zij voor hem zouden gebouwd hebben?

Welnu, het ideaal van kunst door het Grieksch vernuft met zulk een prachtig, overweldigend succes gevestigd, bleef bestaan ook gedurende het geheele Romeinsche tijdperk, ondanks de uitvinding en toepassing van den boog in de architectuur of liever bij de praktijk van het bouwen; en daarnaast bracht de slavernij, onder eenigszins gewijzigde omstandigheden, de gewone voorwerpen voor dagelijksch gebruik voort; de onverholen minachting voor de resultaten der nijverheidsproductie door den wijsgeer Plinius geuit, zij moge oprecht zijn geweest of slechts een opgeschroefde gevolgtrekking der gangbare wijsbegeerte, illustreert ten duidelijkste

9