Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/39

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

weliswaar samenwerkten, doch slechts ter wille van vlugheid en juistheid in de voortbrenging en naar ontwerpen op zijn best van geleerden, die menschenlevens verachtten of op zijn minst door werktuigelijke werkezels, die weinig meer in de melk te brokken hadden dan de ongelukkige werklieden? Wat men ook zou kunnen verwachten, men verkreeg niets anders dan die massa dwaze prullen en kostbare en opzichtige weelde-artikelen, die sinds die dagen zeer terecht den verachtelijken naam van stoffeerderswerk hebben gedragen. Is dit het einde der geschiedenis van het verval der kunsten? Neen, er is nog een bedrijf aan het treurspel, droeviger of beter alnaar gij tevreden zijt, het als het laatste te beschouwen of aangespoord zijt tot ontevredenheid, d.w.z. tot de hoop op iets beters. Ik heb u gezegd, hoe de arbeider verlaagd was tot een machine, ik moet u nog zeggen, hoe hij zelfs van die duizelingwekkende hoogte van achting voor zichzelf werd omlaag geduwd.

Op het einde der achttiende eeuw was Engeland een land, dat fabriceerde te midden van andere landen, die eveneens fabriceerden; haar fabriekswezen was nog ondergeschikt aan haar landbouw en stond daarmee in verband; in vijftig jaren was dat alles veranderd en was Engeland het fabrieksland der wereld, dikwijls met trots zoo genoemd door haar vaderlandslievende zonen. Deze vreemde en meest ingrijpende omwenteling was veroorzaakt door de machine, die de wisselvalligheden en veranderingen der wereld, een punt, te ingewikkeld om hier te bespreken, ons volk hadden opgedrongen. Gij moet u deze groote machine-industrie voorstellen, ter eene zijde als een natuurlijk gevolg van het voortbrengen voor winst in plaats van een levensonderhoud, wat reeds begon in den tijd van Sir

21