Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De hedendaagsche maatschappij is, ondanks haar anarchisme, bezig een nieuwe orde te vormen, waarvan wij met allen die, laat ik maar zeggen, den moed bezitten, de werkelijkheid te aanvaarden en allen namaak te verwerpen, een deel zullen uitmaken, zoodat ten langen laatste onze arbeid niet geheel verloren zal zijn, hoe hopeloos hij ons ook soms moge schijnen. Want waarvoor strijden wij ten slotte? Voor waarachtige kunst, d.w.z. het waarachtig genot van het menschdom.

De handeldrijvende of concurreerende richting in de maatschappij die zich gedurende driehonderd jaren ontwikkeld heeft, voerde naar de vernietiging van alle levensgenot. Doch deze concurreerende maatschappij heeft zich nu zoover ontwikkeld, dat, zooals ik reeds zeide, haar eigen verandering en dood nabij is en één bewijs van die verandering is wel, dat velen de vernietiging van alle levensgenot niet langer als een noodzakelijkheid beschouwen, doch als iets waartegen wij moeten opkomen. Van de oprechtheid en wezenlijkheid van die hoop hangt het bestaan, de reden van bestaan van ons genootschap af. Geloof mij, een kleine groep ontwikkelde menschen kan onmogelijk de belangstelling gaande houden in de kunst en de overleveringen van het verleden onder de tegenwoordige omstandigheden, waarin velen een vernederenden en hartbrekenden strijd om het bestaan moeten voeren en enkelen zonder eenige energie door het leven slenteren. Doch wanneer de maatschappij zoo vervormd is, dat alle burgers een leven zullen kunnen leiden, verdeeld in voldoenden vrijen tijd en redelijken arbeid, zal de gansche maatschappij en niet ons genootschap alleen, er toe komen, oude gebouwen te beschermen tegen elke onwillekeurige of moedwillige schade, want dan zullen zij eindelijk begrijpen, dat deze bouwwerken een deel

29