Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/46

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vast van overtuigd, dat zij slechts de hoofden hebben te tellen van hun individueele richting, om een veelomvattenden groep te vormen die de wereld zal kunnen regeeren ondanks geschiedenis en logica, terwijl zij geheel den onvermijdelijken ontwikkelingsgang over het hoofd zien die zelfs hun zwakke verblindheid gemaakt heeft tot wat zij is. En onder dit beschaafde oppervlak werkt steeds door het groote handelstelsel, dat de ontwikkelden beschouwen als hun ondergeschikte, die de maatschappij bijeenhoudt, doch dat in werkelijkheid hun meester is, die de maatschappij ontbinden zal, want in zijn diepste wezen beteekent het een strijd en zal zijn karakter slechts met zijn dood kunnen veranderen: mensch tegen mensch, klasse tegen klasse met dit motto: "Wat ik mis, moet gij verliezen." Deze strijd zal doorgaan totdat de groote verandering komt, waarvan het einde vrede is en geen strijd.

En wat zijn wij, die hier tezamen zijn gekomen, na zeven jaren in alle bescheidenheid gestreden te hebben voor het recht van bestaan, het recht iets te mogen doen? Zijn wij niets dan stroohalmen in den oceaan van halfbewuste huichelarij, die wij de beschaafde maatschappij noemen? Ik hoop van niet. Wij keeren ons tenminste niet tegen de maatschappij, om te zeggen: Dit is slecht en dat is goed, dit staat mij aan en dat niet, doch wij zeggen veeleer: Dit was leven en deze, de werken onzer vaderen, zijn er de zichtbare bewijzen van. Datzelfde leven leeft ook in u; ofschoon gij het vergeten zijt, ofschoon gij die zichtbare bewijzen daarvan over het hoofd ziet, zullen zij eenmaal gewaardeerd worden; en die ontwikkelingsgang, die zelfs nu bezig is, de maatschappij der toekomst te vormen, heeft ons onder meer aangespoord, die bewijzen van het verleden en het heden naar ons beste vermogen in eere te houden.

28