eens, wat er voor kunstwaarde ligt in deze artikelen voor dagelijksch gebruik, moet zich in een natuurlijke en ongedwongen wijze ontwikkeld hebben uit het gebruikte materiaal: zoodat er iets voortgebracht is, dat niet uit ander materiaal had kunnen verkregen worden; als wij deze wet overtreden, zullen wij een onbeduidend iets, een prul maken en geen kunstwerk. En eindelijk, de heerschende gedachte van zulke kunstwerken, die wij thans bespreken, moet zijn de liefde voor de natuur in hare vormen; de geest die de hand leidt moet gezond en idealistisch zijn en een scherp opmerker van onzen eigen tijd en slechts in zooverre onder den invloed van de kunst uit het verleden als men verwachten kan van iemand, die een kunst beoefent, die leeft, groeit en haar blik op de toekomst gericht houdt.
Terwijl ik u thans vraag, deze grondbeginselen in gedachte te houden, zal ik nu met uw verlof de Nijvere Kunsten, waarvan ik zelf op de hoogte ben, kortelijk met u bespreken. Doch eerst moet ik nog melding maken van een kunst, die, ofschoon zij voorziet in onze stoffelijke behoeften en daarom, volgens mijn opmerking aangaande de verdeeling tusschen zuivere, geestelijke en gedeeltelijk materieele kunsten, gerekend zou moeten worden onder de Nijvere Kunsten, toch niet in het verledene hierbij gerekend is, te oordeelen naar haar woordvorming, want men heeft haar Architectuur genoemd; toch moet zij feitelijk gerangschikt worden onder die, welke sommigen verachten als de nijvere of meer materieele kunsten; sta mij daarom toe, haar hierbij te rekenen. Als ik de geheele aarde beschouw en alle eeuwen doorloop, zou het onjuist zijn te beweren, dat de andere kunsten niet zonder deze zouden kunnen bestaan, omdat er groote en belangrijke menschenrassen geweest zijn en nog zijn, die in eigenlijken zin geen