eenigen kunstzin hebben reeds spoedig ontdekt, welk een schoonen vorm men geven kan aan een stuk aardewerk van zelfs de gewoonste soort en hoe het zich leent tot vlugge en weinig bewerkelijke, doch schoone versiering, en hoe gemakkelijk die versiering den vorm aan kan nemen van een voorstelling uit de geschiedenis of een legende. Ten opzichte van deze kunst hebben de klassieke volkeren de strenge eischen laten varen, die zij overigens stelden aan het figuurteekenen op bouwkundig gebied, en ten deele kunnen wij gissen, welk een verbazingwekkend aantal bekwame en vaardige teekenaars er in den bloeitijd der grieksche kunst geweest moeten zijn, naar de groote hoeveelheid uitstekende schilderingen op aardewerk, dat wij voor het meerendeel gevonden hebben in oude graven en nu nog bewaren in musea na al die eeuwen van geweldenarij en verwaarloozing.
Naast de wetenschappelijke en volmaakte werken der grieken en veel ouder in oorsprong dan de oudste van deze, werd in Egypte en het dal van den Euphraat een andere vorm dezer kunst beoefend; zij was niet zoo volmaakt in ontwerp, doch veel ingewikkelder, wat de uitvoering betreft, en deze ingewikkeldheid was ongetwijfeld in het leven geroepen door de zucht naar afwisseling en diepte van kleur en rijkdom van versiering, waarmede de volken der klassieke beschaving zich weinig bezig hielden, die, volkomen meester over den vorm, zich weinig bekommerden om volmaakte kleurschakeeringen. Deze kunst is voor ons van te meer belang, omdat zij het aanzijn geschonken heeft aan de groote school der aardewerkfabrikage die in het Oosten gebloeid heeft, afgescheiden van den bijzonderen en eigenaardigen arbeid van China. Ofschoon de pottenbakkerskunst van dat land van veel later oorsprong is