Naar inhoud springen

Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/77

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zonder zijn geweten te bezwaren met het plegen van bedrog. Wat de andere soort betreft met de gebloemde Perzische ontwerpen, hiervan bestaan nog enkele exemplaren, ofschoon ik betwijfel, of vele hun weg naar Europa gevonden hebben in de middeleeuwen, omdat ik er nooit een afgebeeld heb gezien op de oude schilderijen. Schoon als deze laatste zijn van kleur, zijn hun ontwerpen alles behalve gebrekkig van vorm; zij zijn van groote verbeeldingskracht en zeer fraai van teekening en ofschoon namaak de gewone treurige gevolgen zou hebben, wijzen zij ons toch den weg, hoe dergelijke ontwerpen te maken, en toonen tevens aan, dat een fraai tapijt volstrekt niet afhankelijk is alleen van gevoel voor kleur, de kunstgave die sommigen rassen het langst bijblijft. Eén ding schijnt vast te staan, dat indien wij ons niet gaan toeleggen op het vervaardigen van onze eigen tapijten, het niet lang zal duren, of het Oosten laat ons in den steek: want die laatste gave, de zin voor harmonische kleuren, is bezig uit te sterven in het Oosten, nu de Europeesche geweren en geldzakken daar veld winnen. Wat de andere vervaardiging van niet-machinaal geweven goed betreft, de kunst van behangsel-weven, deze was in haar bloeitijd niet alleen bij uitstek een Europeesche kunst, doch in het bijzonder van Noordelijk Europa. Deze kunst behoort nog meer dan het tapijtweven tot het verleden. Indien gij belangstelt in de techniek dezer kunst, moet ge de gobelins in Parijs zien, waar nog op dezelfde wijze gewerkt wordt als in den tijd, toen het weven van behangsels nog ware kunst was; doch het is een droevig gezicht; de arbeiders zijn zoo handig in dit weven als men van Franschen verwachten kan en hun vaardigheid is reeds van ouden oorsprong, naar ik gehoord heb; want zij zijn de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van tapijtwevers.

55