Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/107

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
95
DENNEBOSSCHEN OP ONZE DUINEN.

ook andere boomen: onze duinen kunnen weer met bosschen bedekt worden, even goed als ten tijde van graaf Willem III, die in de 14de eeuw nog boven Alkmaar op de hertejagt ging. Daar is een tijd geweest dat het overal bosch was op de westkust van Holland diep landwaarts in: het Haagsche bosch was toen vereenigd met den Haarlemmerhout en zelfs met de bosschen van Bergen bij Alkmaar. En zoo kan het weer worden. Maar dat zal niet gebeuren zoolang men niet met kracht en volharding de hand aan het werk slaat; maar dat zal niet gebeuren zoolang het konijn oppermagtig gebieder in de duinen is, en alles afknaag wat den naam van jongen boom draagt; zoolang het konijn, die gruwel in het oog van den houtteler, diet plantsoenvernieler, verfoeijelijker dan het schaap dat ten minste nog eenig nut doet, zegt Staring, niet in onze duinen uitgeroeid is. Onze duinen wachten nog altijd op een Reventlov, een Sörn Björnsen, een Brémontier, om hen te veranderen in groote dennebosschen met valleijen daartusschen, de duinpannen, waarin nog plaats is voor duizende bunders bouwland.