Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/119

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
107
DE SPRINKHAAN-RIETZANGER.

van onderen wit van kleur, de slagpennen en vederen der vleugels hebben breede roestkleurige zoomen.

Onder de zeldzaam in ons land voorkomende vogels, doch die als hij gevonden wordt steeds zich in de duinen ophoudt, behoort de om zijn geluid en zijne levenswijs merkwaardige sprinkhaan-rietzanger, Calamoherpe locustella, die in de duinen bij Haarlem stapel genoemd wordt. Hij is zoowel in de doornstruiken langs den strandreep als in de duinpannen en in het eikenhout aan den binnenduinkant aangetroffen, nestelende in het gras of in de struiken. De stapel is zoo groot als de bovengenoemde grasmusch, heeft een afgeronden staart, is vaal olijfkleurig met donkere overlangsche vlekken van boven, wit van onderen, en op den kop licht olijfgroen van kleur. Zijn nest is vrij diep, bevindt zich op of in den grond, en bevat in den broedtijd zes ronde, witte, met rood en bruin gemarmerde en gevlekte eijertjes. Deze rietzanger loopt vlug, en zoekt op den grond naar voedsel, en zijn zang gelijkt zeer veel op het gepiep van een sprinkhaan, daarom heet hij sprinkhaanrietzanger.

Tapuiten komen niet zelden in de duinen voor, vooral de gewone tapuit, Saxicola oenanthe, de cul-blanc der Franschen, de whit-ear der Engelschen, in ons land ook witstaart, duinduiker en heidehupper genoemd. In den zomer is het mannetje van boven lichtgrijs; de stuit en de voorhelft den staartpennen zijn wit; de vleugels en wangen zwart en de buik is wit in licht geel overgaande. De wijfjes en jongen hebben geen zwarte wangen, en zijn overi-