Naar inhoud springen

Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/140

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
128
DE OLIFANTRUPS. DE ST. JAKOBSKAPEL.

genoemde diertje is groenachtig geel met heldergele vlekjes. De rups is blaauwachtig groen met een zwarten kop, zij leeft op riet en op gras, en rolt een blad op om in die woning tot pop te veranderen.

Op het kleine kleefkruid, Galium aparine, vindt men de olifantrups, die als vlinder het varkentje, Deilephila porcellus, zal heeten. Het is niet moeijelljk deze groote bruine rups met twee paar oogvormige vlekken op den derden en vierden ring te vinden. Zij heet olifant, omdat zij haar kop en beide eerste ringen intrekken en weder uitschuiven kan, gelijk een olifant zijn slurf. De vlinder is olijfkleurig met roozerood gemengd en afgewisseld. De bovenvleugels zijn lang en smal en de ondervleugels klein, zoo als die van alle vlinders van de groep die onrusten geheeten wordt, omdat zij zeer snel vliegen en honig uit bloemen zuigen zonder zich neder te zetten.

De gele met zwart gevlekte rups van Zygaena filipendulae leeft op de duinen en heiden, is dik en rond, fijn behaard en heeft een kleinen kop. Zij spint aan plantenstengels een half geel, half wit spinsel als een hangmat en ligt als pop daarin. De vlinder is alle jaren zeer gemeen op onze duinen. Zijne bovenvleugels zijn donkergroen, met zes bij paren geplaatste bloedroode vlekken, en zijne ondervleugels bloedrood met een zwarten rand.

In Julij vindt men in menigte op het St. Jakobskruid, de rups van de St. Jakobskapel, Euchelia Jacobaeae, die hooggeel van kleur is met zwarte dwarsbanden. De vlinder heeft zwarte bovenvleugels met twee roode vlek-