Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/148

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
186
HET BUNDGRAS. DE ZANDHAVER. POPULIEREN.

een zaadkorrel beschermt, met kanaaltjes bedekt, die eene vlugtige olie, jeneverolie genoemd, bevatten.

Op onze duinen en andere schrale zandgronden, op plaatsen waar andere planten ter naauwernood kunnen groeijen, tiert eene grassoort die onder den naam van bundgras, Corynephorus canescens, bekend is. De omstandigheid dat dit bundgras vezelige wortels heeft en daardoor digte zoden vormt, is zeer gunstig om het verstuiven der duinen tegen te gaan. Het behoort tot de overblijvende planten, heeft tot drie palm hooge stengels met blaauwgroene, borstelvormige, stijve en scherpe bladeren. Het bundgras heet ook bentgras en ook blaauwe eenknoop, omdat het meestal slechts een enkele knoop aan den stengel heeft, en daarom dient het hier en daar in ons land tot pijpdoorstekers.

Vrij veel groeit er op de nederlandsche duinen de zeehaver of zandhaver, Elymus arenarius. Zij bloeit in Julij, en houdt met hare ver voortkruipende wortelstokken het losse duinzand bijeen. De zandhaver heeft regte, stijve stengels, die met lange, stijve, ruwe, blaauwgroene bladeren bezet zijn, en draagt een lange blaauwgroene aar. Volgens den heer Bruinsma groeit dit grove groote gras ook op het Roode Klif bij Stavoren. Op IJsland bakt men, in tijden van gebrek, soms brood van de zaden van dit gras.

Twee populiersoorten, de zwarte en de witte, Populus nigra en P. alba, groeijen zeer algemeen op de duinen. De bladeren van den eerste zijn uitgespreid: die bladeren zijn meestal langer dan breed, en onbehaard; terwijl die van den laatsten, de witte populier,