Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/43

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
31
DE VORMING DER DUINEN.

duinen dat zij lager en niet zoo afgebroken zijn. Bij gewone omstandigheden verplaatsen zulke zandbanken zich steeds landwaarts in: zij zijn de voorraadschuren waaruit de grondstof voor de duinen afkomstig is. Werkelijk zijn de duinen niets anders als zandbanken die op het drooge geraakt zijn.

Water en wind zijn het dus die ons zand en duinen leveren. Maar die aanvoer van zand door het water en dat opstapelen van zand door den wind geschiedt niet zonder orde en regel. De vorming der duinen wordt, gelijk alles in de natuur, door wetten beheerscht. Wij hebben gezien dat onder zekere omstandigheden zand opgehoopt wordt boven hoogwaterpeil op het strand. Zoo lang het zand nat gehouden wordt door het er overheen vloeijende water en door de capillairwerking der massa, wordt het niet door den wind aangetast, maar zoodra de golven zich ver genoeg terugtrekken om het zand gelegenheid te geven tot droogen, wordt het ten speelbal van den wind, en bij het zacht hellende strand opgejaagd, totdat het tegengehouden wordt door steenen, planten of andere hindernissen, en zoodoende ontstaat er eene ophooping die de grondslag van een duin zal worden. Hoe klein het zoo gevormde zandhoopje ook zijn mag, het dient toch om den voortgang te keeren of te vertragen van de zandkorrels die tegen zijne naar de zee gerigte zijde aangedreven worden, en om voor den verderen invloed van den wind de korreltjes te beschermen, die zijne naar het land gerigte zijde vormen of die over hem heen rollen en achter hem nedervallen. Als het strand boven de kustlijn volkomen regt