Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/44

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
32
DUINHEUVELS.

en vlak was, als het gras of de heesters die er op groeijen overal even hoog waren, als de korreltjes van het zand dat door de golven opgeworpen wordt allen even groot en zwaar waren, en als de kracht van den wind altijd even gestadig en regelmatig was, dan zou er een onafgebrokene zandrigchel gevormd worden, overal even hoog en breed. Maar nergens op de geheele aarde bestaat een dergelijk standvastige toestand. De duinen zijn gebogen, gebroken, ongelijk van hoogte, soms zijn zij dor en kaal, soms met verschillende planten bedekt, het opgeworpene zand is verschillend van hoedanigheid en van aard, en de winden zijn nu eens hevig en met rukken, dan weder flaauw en aanhoudend. Door al die oorzaken ontstaan er in plaats van eenvormige heuvels, ongeregelde rijen zandhoopen, en dezen zijn van een kegelvormige of min of meer ronde gedaante en zijn onderling door zandhoogten en dalen met elkander verbonden.

Op een kust die voor de zee wijkt, zullen de duinen niet zoo hoog worden als op een meer standvastige kust, omdat zij ondermijnd en weggevoerd worden, voordat zij tijd hebben om groot te worden. Vandaar vindt men op beschutte plaatsen in het zuidwesten van Frankrijk duinen van drie honderd voet en hooger, terwijl die van de friesche eilanden en van de sleeswijk-holsteinsche kusten slechts eene hoogte van twintig tot hoogstens honderd voet boven den waterspiegel der zee bereiken.

Zijn de duinheuvels eenmaal gevormd, dan blijven zij eenigen tijd bestaan, zoowel door de zwaarte der deeltjes