Naar inhoud springen

Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/80

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
68
AFSLAAN DER DUINEN.

op plaatsen waar zij slechts met moeite in stand gehouden kunnen worden. Wij behoeven ons dus niet te verwonderen, zegt Kohl, sprekende over de duinen van Noord-Friesland, dat het volk hier zoo voorzigtig met de duinen is als of het eijeren waren. Die gelukkig genoeg is om eigenaar van een duin te zijn, bemint dien heuvel als zijne kinderen. Die schoone, vruchtbare, rijke provincie, het schiereiland van Eiderstad, heeft aan de zeezijde slechts een smalle duinreeks, ongeveer twee uur gaans lang, maar de bewoners van die streken spreken over hunne rij van zandheuvelen als of het een snoer van parelen was. Zij beschouwen die duinen als hunne beste bescherming tegen Neptunus. Zij hebben de duinen verbonden met hunne dijken, en sedert jaren reeds schildwachten uitgezet om de duinen voor aanranding te beschermen.

Op alle plaatsen van de Noordzee, waar de beweging der golven zich tot aan den bodem uitstrekt, worden zandbanken gevormd die steeds oostwaarts rollen. Daarom hoopt er zich al meer en meer zand op de kusten van Sleeswijk, Holstein en Jutland op, en als er geen omstandigheden waren die dat beletten, dan zou de kust zich weldra al verder en verder westwaarts uitbreiden. Maar de zelfde golven die zand naar de kust spoelen, ondermijnen het strand dat er door bedekt wordt. Over het algemeen bestaat de bodem onder de duinen uit stoffen die ligter en gemakkelijker door water te verplaatsen zijn dan het zeezand. Terwijl dus de zandhoopen, door een westewind opgeworpen, opwaarts rollen en duizende tonnen zand brengen op het